English & other languages: click here!

Jeremia 48 (B) - De trots van Moab

Vervolg op deel A Jeremia 48 "Komend oordeel over Moab"

We hebben in vorige hoofdstukken gelezen dat God Zijn eigen volk veroordeelt en in ballingschap laat voeren. De HEERE kijkt vervolgens ook naar de buurvolken. Hen wacht eenzelfde lot. In de eerste plaats omdat ze afgoden vereren en niet de ware God, de God van Israël aanbidden en dienen. Moab had beter kunnen weten. Ze stammen immers af van Lot, die door de Bijbel rechtvaardig wordt genoemd. (2 Petrus 2:7) Ze hebben zich bewust van God afgekeerd. Bovendien verheft Moab zich boven Israël. En dat neemt YHWH hen hoogst kwalijk. Israël is, ondanks zijn zonden, Gods oogappel. Alleen via dat volk biedt God Zijn reddingsplan aan, dat ook tot zegen van Moab had kunnen zijn. Kamos is de god van de Moabieten. Omdat het de Moabieten gedurende lange tijd voor de wind ging kregen de inwoners het idee dat zij een machtig god hadden. Maar schijn bedriegt.

Op meerdere plaatsen in de Bijbel lezen we over de trots van Moab, juist ten opzichte van Israël, zoals hier in Zefanja. 

Zefanja 2:8 Ik heb de smadelijke woorden van Moab gehoord en de beschimping door de Ammonieten, waarmee zij Mijn volk gesmaad hebben, zich verheven hebben tegen hun gebied. 9. Daarom, zo waar Ik leef, spreekt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Voorzeker, Moab zal als Sodom worden en de Ammonieten als Gomorra: een distelveld, een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid! De rest van Mijn volk zal hen plunderen, het overblijfsel van Mijn volk zal hen in erfelijk bezit nemen. 10. Dit overkomt hun vanwege hun trots, omdat zij zich al honend verheven hebben tegen het volk van de HEERE van de legermachten.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan

We gaan terug naar Jeremia 48....


Jeremia 48:25-28 De hoorn van Moab is afgehakt en zijn arm is gebroken, spreekt de HEERE. 26. Maak hem dronken, want hij heeft zich groot gemaakt tegen de HEERE. Moab zal met de handen klappen in zijn braaksel, zodat het zelf ook belachelijk wordt. 27. Of is Israël voor u niet geweest om te belachen? Is hij aangetroffen onder dieven, dat u zo dikwijls als u over hem sprak, schudde van het lachen? 28. Verlaat de steden, woon in rotsen, inwoners van Moab. Word als een duif die nestelt in de openingen van een rotsspleet.


De hoorn van Moab is afgehakt en zijn arm is gebroken.......  ' hoorn'  en ' arm'  zijn symbolen van kracht, (Zie Deut. 11:2 en Psalm 18:3.)

Maak hem dronken, want hij heeft zich groot gemaakt tegen de HEERE.......De HEERE is er boos om dat ze hun weerstand tegen God afreageren op Zijn volk.
Moab vond dat Israël ‘een gewoon volk was net als alle andere volken’. Niets bijzonders dus. Dat hoor je soms ook ' christenen' zeggen uit kerken waar men Israël als voor God afgeschreven ziet. Dat is dezelfde hoogmoed als wat Moab tentoon spreidde. 

Ezechiël 25:8 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat Moab en Seïr gezegd hebben: Zie, het huis van Juda is als alle heidenvolken,

Uitlachen en bespotten!

Hiernaast een plaatje van Noach die werd bespot en uitgelachen. We lezen in Jeremia 48 dat de Mobieten Israël bespotten en uitlachten. Ze voelden zich boven hen veheven.

Het is iets wat Yeshua/Jezus heeft ondervonden en wat Zijn volgelingen ook ondervinden. Het hoort erbij. Maar God in de hemel ziet het en hoort het. Hij doet Zijn straf, Zijn oordeel daarover komen. Dat zagen we bij Noach en ook in dit hoofdstuk bij de Moabieten.  Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? Romeinen 8:33.


Ze geloofden in Moab ook dat ze groter waren dan Israël en bespotten hen, zoals we lezen in Zefanja 2:10 Dit overkomt hun vanwege hun trots, omdat zij zich al honend verheven hebben tegen het volk van de HEERE van de legermachten en in Jer. 48:27 Of is Israël voor u niet geweest om te belachen? Ze schroomden niet om Israël uit te lachen. Dat "klappen van de handen in braaksel"  laat ik maar voor wat er staat. Het zal wel betekenen dat Israël dat in het braaksel van Moab doet. 

Verlaat de steden, woon in rotsen, inwoners van Moab...... de Moabieten zullen uit hun huizen en woonplaatsen verdreven worden en zoals duiven een geimproviseerde schuilplaats moeten zoeken.


Jeremia 48:29-35 Wij hebben gehoord van de trots van Moab, dat zeer hoogmoedig is, van zijn hoogheid, zijn trots, zijn hoogmoed, en zijn hooghartigheid. 30. Ík ken zijn overmoed, spreekt de HEERE, zijn holle praat is niet gepast, zij doen wat niet gepast is! 31. Daarom zal ik over Moab weeklagen, ja, het over heel Moab uitschreeuwen, om de mannen van Kir-Heres zal men zuchten. 32. Meer dan het bewenen van Jaëzer zal ik om u wenen, wijnstok van Sibma. Uw ranken zijn de zee overgestoken, zij hebben tot aan de zee van Jaëzer gereikt. Op uw zomervruchten en op uw wijnoogst heeft een verwoester zich geworpen. 33. Zo zijn de blijdschap en de vreugde weggenomen van het vruchtbare veld, namelijk het land Moab. De wijn uit de perskuipen heb Ik doen ophouden, men zal geen druiven treden onder vreugderoep, de vreugderoep zal geen vreugderoep zijn. 34. Vanwege het geschreeuw van Hesbon, te horen tot aan Eleale, tot aan Jahaz, laten zij hun stem klinken, van Zoar tot aan Horonaïm, Eglath Selisia. Want zelfs de wateren van Nimrim worden tot woestenijen. 35. Ik zal in Moab doen ophouden, spreekt de HEERE, wie offert op de hoogte en wie reukoffers brengt aan zijn goden.


Wij hebben gehoord van de trots van Moab..... in allerlei toonaarden wordt de trots van Moab benadrukt: hoogmoedig, trots, hooghartig, overmoedig, holle praat, ongepast. 

De tweede helft van Jeremía 48 bevat veel feiten overeenkomstig andere profetieën over Moab, vooral uit Jesaja. Om iets te noemen: de grote verslagenheid, de namen van veel steden, de kaalgeschoren hoofden, de vluchtelingen, de sidderende soldaten van Moab en niet te vergeten de druivenoogst en de vreugde – die normaal daarmee gepaard ging, maar – die tot het verleden zal behoren. Zie onderstaand schema.

Ík ken zijn overmoed, spreekt de HEERE....... in dit vers wordt 'trots' en 'overmoed' genoemd, waarvoor in het Hebreeuws, net zo als in Jesaja 16:6 tweemaal bijna hetzelfde Hebreeuwse woord wordt gebruikt. Maar hun eigenroem stinkt, is niet gepast, het klopt gewoon niet. Paulus zegt later over het trots zijn op jezelf:
2 Korinthe 10:17-18 Maar wie roemt, laat hij roemen in de Heere. 18. Want niet wie zichzelf aanbeveelt, die is welbeproefd, maar wie door de Heere wordt aanbevolen.

De wateren van Nimrim (vers 34) zijn het tegenwoordige Tell Nimrim (bij Wadi Numeira), ten zuidoosten van de Dode Zee. Ze zijn ook nu vrijwel droog.

Zo zijn de blijdschap en de vreugde weggenomen van het vruchtbare veld, namelijk het land Moab.............. de productie van de Moabitische wijn stond goed bekend bij de volken. Maar God zet die productie stop. Hij ziet het wel hoe zij offeren aan de afgoden op de hoogten. De reukoffers bestemd voor Kamos. God schreeuwde het uit om Moab. En hier huilt Hij. In Jesaja 16:9 staat dat Hij hen doornat met tranen maakte. We zien hier hoe God de mensen ziet die onder Zijn oordeel liggen. Zijn hart verlangt vurig naar hun redding.

Jesaja 16:6 -12 Wij hebben gehoord van de trots van Moab, dat zeer hoogmoedig is, van zijn hoogmoed, zijn trots en zijn overmoed; zijn holle praat is niet gepast! 7. Daarom zal Moab over Moab weeklagen, allen zullen zij weeklagen. Aan de rozijnenkoeken van Kir-Hareseth zult u zuchtend terugdenken, volkomen verslagen. 8. Want de velden van Hesbon zijn verkommerd, de wijnstok van Sibma. De heersers van de heidenvolken hebben zijn edele druivenplanten platgeslagen. Zij reikten tot Jaëzer, zij verdwaalden in de woestijn. Zijn ranken verspreidden zich en hingen tot over de zee. 9. Daarom zal ik bij het wenen over Jaëzer de wijnstok van Sibma bewenen. Ik maak u doornat met mijn tranen, Hesbon en Eleale, want over uw zomervruchten en over uw oogst is de vreugderoep weggevallen. 10. Zo zijn blijdschap en vreugde weggenomen van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet meer gezongen, geen juichkreet meer geslaakt. De druiventreder perst geen wijn meer in de perskuipen. Ik heb de vreugderoep doen ophouden. 11. Daarom klagen mijn ingewanden om Moab als een harp, en mijn binnenste om Kir-Heres. 12. En gebeurt het dat Moab verschijnt en zich op de hoogte vermoeit en naar zijn heiligdom komt om te bidden, dan zal het niets bereiken.


Jeremia 48:36-42 Daarom klaagt mijn hart om Moab als de fluiten, ja, klaagt mijn hart om de mannen van Kir-Heres als de fluiten, omdat de overvloed die het verwierf, verloren is. 37. Want elk hoofd is kaalgeschoren, elke baard is afgesneden, op alle handen zijn insnijdingen, om de heupen is een rouwgewaad. 38. Op alle daken van Moab, op alle pleinen, overal is rouwklacht, want Ik heb Moab stukgebroken als een pot waaraan niemand waarde hecht, spreekt de HEERE. 39. Hoe is het ontsteld! Zij weeklagen: Hoe heeft Moab zich met schaamte afgewend! Moab is belachelijk geworden en tot een verschrikking voor allen die er omheen wonen. 40. Want zo zegt de HEERE: Zie, hij zal als een arend aan komen zweven en zijn vleugels over Moab uitspreiden. 41. Kerioth wordt ingenomen, de bergvestingen veroverd, het hart van Moabs helden zal op die dag zijn als het hart van een vrouw in barensnood. 42. Zo zal Moab weggevaagd worden, zodat het geen volk meer is, omdat het zich groot gemaakt heeft tegen de HEERE.


Daarom klaagt mijn hart om Moab als de fluiten......... Jeremia treurt en klaagt namens God, omdat Moabs overvloed verloren gaat. Op de fluit wordt zowel bij feestvreugde als bij rouw geblazen. Hier is duidelijk sprake van rouw en klaagzangen. God en Zijn profeet hebben om de komende ondergang over Moab geen feest gevierd. Hoewel Moab het oordeel verdiende, was het toch pijnlijk om te zien hoe het onheil over Israëls neef en buurman kwam.

Want elk hoofd is kaalgeschoren, elke baard is afgesneden op alle handen zijn insnijdingen...... (Leviticus 19:27-28  U mag de zijkanten van uw hoofd niet afscheren en de randen van uw baard mag u niet weghalen. U mag vanwege een dode geen inkerving in uw lichaam maken en geen tatoeages bij uzelf aanbrengen. Ik ben de HEERE.)

Gods wet verbood de Israëlieten uitdrukkelijk zich ter wille van de doden het hoofdaaar en de baard af te scheren en insnijdingen in het vlees te maken (Lev.  19:27-28; Lev. 21:5; Deut.  14:1). Met Gods wet werd in Moab geen rekening gehouden, maar deze gold in principe ook voor hen.

Op alle daken van Moab, op alle pleinen, overal is rouwklacht,...... Jeremia tekent profetisch de rouwklacht die in heel Moab gehoord en ervaren wordt. 

Ik heb Moab stukgebroken als een pot waaraan niemand waarde hecht...... Moab wordt door God vergeleken met een pot die nuttig geweest is voor een bepaald werk, maar die geen dienst meer doet. Een gebruiksvoorwerp dat je na verloop van tijd weggooit en dan breekt het.  In die tijd waren de goedkopere potten wegwerpartikelen. 
Zie, hij zal als een arend aan komen zweven en zijn vleugels over Moab uitspreiden......... Die arend beeldt Nebukadnezar uit. Vooral als je het vergelijkt met de volgende Bijbelverzen: Deuteronomium 28:49;; Jeremia 49:22.

Zo zal Moab weggevaagd worden, zodat het geen volk meer is, omdat het zich groot gemaakt heeft tegen de HEERE.

Deze profetie is in vervulling gegaan. Want na de inval van Babel in 582 v.Chr. hield Moab als natie op te bestaan. 


Jeremia 48:43-47 Angst, valkuil en strik over u, inwoner van Moab, spreekt de HEERE. 44. Wie uit angst vlucht, zal in de kuil vallen, wie uit de kuil opklautert, wordt in de strik gevangen. Ja, Ik zal daarover, over Moab, brengen het jaar van hun vergelding, spreekt de HEERE. 45. Zij gingen in de schaduw van Hesbon staan, zij die vluchtten voor de macht van de vijand. Want vuur is uitgegaan van Hesbon, een vlam van binnen Sihon. Het heeft de slapen verteerd van Moab, en de schedel van die druktemakers. 46. Wee u, Moab, het volk van Kamos is ten onder gegaan, want uw zonen zijn meegenomen in gevangenschap, evenals uw dochters in gevangenschap. 47. In later tijd echter, spreekt de HEERE, zal ik een omkeer brengen in de gevangenschap van Moab. Tot zover het oordeel over Moab.


Angst, valkuil en strik over u, inwoner van Moab...... het oordeel van God is grondig en Hij ontziet hen niet die Hem verworpen hebben. Ontsnappen is niet mogelijk. 
wie uit de kuil opklautert, wordt in de strik gevangen...... wie hard wegrent en dan in een kuil valt, is daar niet veilig. Als hij uit de kuil wil klauteren komt hij in een strik terecht. 
Want vuur is uitgegaan van Hesbon, een vlam van binnen Sihon........ Ineens krijgt het oude overwinningslied op Sihon en Og, voordat Israël het land Kanaän introk, een nieuwe vervulling:

Numeri 21:28-30 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon, een vlam uit de stad van Sihon; het heeft Ar van Moab verteerd, de bezitters van Arnons hoogten. 29. Wee u, Moab, u bent verloren, volk van Kamos! Hij moest zijn zonen als vluchtelingen, en zijn dochters in gevangenschap overgeven aan Sihon, de koning van de Amorieten. 30. Wij hebben hen neergeveld. Verloren is Hesbon, tot aan Dibon toe; wij hebben hen verwoest tot aan Nofat, dat tot aan Medeba reikt.

Ook de profetie van Bileam, die hij notabene ïn het bijzijn van  koning Balak van Moab van God moest uitspreken voorzegt de ondergang van Moab:

Numeri 24:17 Ik zal hem zien, maar niet nu; ik zal hem aanschouwen, maar niet van nabij. Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen; hij zal de flanken van Moab verbrijzelen en alle zonen van Seth vernietigen.

In later tijd echter, spreekt de HEERE, zal ik een omkeer brengen in de gevangenschap van Moab....... Toch, aan het eind van dit hoofdstuk nog een sprankje hoop voor Moab dat werd weggevaagd. Moab bestaat niet meer als gevestigde natie. Maar er is wel een overblijfsel. We leven wel in de laatste dagen, maar deze profetie is nog niet vervuld. Maar er gaat natuurlijk heel veel veranderen als Yeshua terugkomt. We zien uit naar de vervulling van al Gods beloften. Alles wat Hij belooft zal gebeuren!

Ida