To translate this page into different languages, click here!

Jeremia 46 - de Strijd om Karchemis

De hoofdstukken Jeremía 46-51 bevatten oordeelsprofetieën tegen negen volken. Samen vormen ze een bundel met een opschrift':Het woord van de HEERE dat tot de profeet Jeremia kwam tegen de heidenvolken. (Jer. 46:1) en een duidelijk slot (‘Tot zover de woorden van Jeremia.’, Jes. 51:64). Rode draad in de oordeelsprofetieën is de boodschap dat de God van Israël eeuwig leeft en een Koning van de volken is (Jer. 10:7 en Jer. 10:10). Zijn Koningschap is wereldwijd en allesbeslissend.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia wordt wel de profeet voor de heidenen genoemd, want God had hem daarvoor aangesteld. Zie Jeremia 1:9-10. Het blijkt ook uit het eerste vers van dit hoofdstuk. Hij is nooit naar de heidenen toegegaan, maar heeft wel veel profetieën geschreven voor verschillende volken. Aan het eind van zijn leven is hij tegen zijn zin in ballingschap naar Egypte meegenomen.

Jeremia 46:1 Het woord van de HEERE dat tot de profeet Jeremia kwam tegen de heidenvolken.

Uit het vervolg blijkt dat het in dit hoofdstuk over de heidenen van Egypte gaat.

In Ezechiël 29 lezen we over dezelfde oorlogssituatie, die alles met Egypte te maken heeft. 

Jeremia en Ezechiël waren tijdgenoten. Jeremia was plm. 30 jaar ouder dan Ezechiël.

Hier profeteert Jeremia tegen Egypte. Het is omstreeks het jaar 605 v.Chr. Het Egyptische leger was onder leiding van farao Necho naar Assyrië gegaan om de stad Karchemis, dat aan de Eufraat ligt, in te nemen. Deze stad was eerder door Babel veroverd. Necho zag dit als een strategisch doel om het Midden Oosten onder zijn controle te krijgen. In feite was dit een begeerte naar de wereldregering. 

In dat opzicht waren zowel Necho als de Farao als onderdrukker van Israël, ook beelden van de antichrist.  De Farao ten tijde van de uittocht - in Exodus beschreven – was door de slavernij en de dépopulatie van het Hebreeuwse volk een beeld van de antichrist. Beide farao’s dienden vele afgoden en lieten zichzelf als god vereren en dat is het ultieme kenmerk van de antichrist..

Jeremia 46:7 Wie is dat? Als de Nijl komt hij opzetten, als rivieren kolkt zijn water. 8. Egypte – als de Nijl komt het opzetten,  als rivieren kolkt zijn water. Het zegt: Ik kom opzetten, ik zal de aarde bedekken (het Midden-Oosten onderwerpen), ik zal de stad (Karchemis) verdelgen en wie daarin wonen.

Hier wordt duidelijk gemaakt dat Egypte optrok ver weg naar Karchemis.

Om daar te komen moest het leger door Israël trekken. Nebukadnezar was eveneens met zijn troepen naar Karchemis gegaan en versloeg het Egyptische leger. Hij verdreef het tot binnen hun eigen grenzen. Het was een ontluisterend einde van Necho, waarbij veel strijders waren omgekomen. Het was de Here die deze strijd bewerkte en aan Nebukadnezar de overwinning gunde. De reden hiervoor lezen in Ezechiël 29:15-16 en Ezechiël 29:18-19. Het had dus te maken met Israël, die daardoor niet in de verleiding zou komen om een verbond met Egypte te sluiten. Zij moesten als vazalstaat trouw aan Babel blijven.

In Jeremia 46:7-8 wordt de aanzwellende macht van Egypte beschreven, die optrekt naar Karchemis om daarmee het hele Midden Oosten zijn macht te krijgen. Hij zou met dat kolkende water wel even dat hele gebied overstromen, ja zelfs de aarde bedekken, zo profeteert Jeremia. Niet Egypte is de heerser over de hele wereld, maar dat is YHWH de God van Israël.

De daarop volgende verzen: Jeremia 46:9-10 beschrijven het leger van Babel dat van de andere kant naar Karchemis optrekt. In Ezechiël 29:18-20 lezen we dat het veroveren van Karchemis een door God beloofd loon was, omdat zij in de strijd tegen Tyrus geen loon (de buit) voor zwaar werk hadden ontvangen.
Ezechiël 29:19 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Nebukadrezar, de koning van Babel, het land Egypte geven. 

Daarom staat in Jeremia 46:10b “Want het is een slachting voor de Heere, de HEERE van de legermachten, in het land in het noorden, aan de rivier de Eufraat.”
De Cusjieten, de Puteeërs, en de Lydiërs die hier in vers 9b genoemd worden, staan ook beschreven als mannen die Tyrus dienden in Ezechiël 27:10.  

Die zijn Babel in deze strijd te hulp gekomen.

Het zo sterke Egyptische leger wordt beschaamd teruggedreven binnen zijn eigen grenzen. Er zijn veel doden, maar ook veel gewonden. Men krijgt het advies om balsem te halen in Gilead om de wonden te verzorgen. (Jeremia 46:11) maar er zijn niet genoeg medicijnen. Wat een afgang....

De bevolking van Egypte leefde in angst want degenen die overgebleven waren in de strijd waren met slechte berichten thuis gekomen en wisten dat ze moesten vluchten. Het zwaard van Babel kwam hen achterna en de boodschap van Babel was, dat ze in ballingschap zouden gaan.

Ze riepen: Jeremia 46:17. De farao, de koning van Egypte, is een grootspreker: HIJ HEEFT HET JUISTE MOMENT VOORBIJ LATEN GAAN!

Dat gebeurt er als we “grootspreker” zijn en ons niet nederig willen buigen voor de God die ons liefheeft, maar keuzes van ons vraagt.

Er komt een moment in ons leven dat we voor die keus gesteld worden. Ik moet dan denken aan wat Yeshua/Jezus zei: ze zullen u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, OMDAT GIJ DE TIJD NIET HEBT OPGEMERKT, DAT GOD NAAR U OMZAG.” (Lukas 19:44)

Die waarschuwing vinden we ook in Hebreeën 12:24 LET ER DAN OP DAT U HEM DIE SPREEKT, NIET VERWERPT. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt.

Dat was het grote probleem bij beide Farao’s:

HEDEN, INDIEN GIJ ZIJN STEM HOORT, VERHARDT UW HARTEN NIET…..Hebreeën 3:15

Het was Yahweh Zelf, de Heer van de Legermachten die had gesproken:
Jeremia 46:19 Pak uw boedel bij elkaar voor de ballingschap, inwoonster, dochter van Egypte. Want Nof zal tot een verwoesting worden en het zal vernietigd worden, zodat er geen inwoner meer is.

...................21b  Zij slaan tezamen op de vlucht, zij houden geen stand, want de dag van hun ondergang is over hen gekomen, de tijd van de vergelding aan hen.

In Jeremia 46:23 gaat het over de Babyloniërs die het woud in Egypte omhakken en dat hun aantallen talrijker zijn dan sprinkhanen. Dit verwijst naar de plaag van de sprinkhanen in Egypte die op dezelfde manier een verwoest land achter zich lieten. (Ex. 10:4-20)

In vers 24 lezen we over een volk uit het Noorden (am Tzafon עַם-צָפוֹן). Uit het vervolg blijkt dat dit het Babel van Nebukadnezar is. Nu is het opmerkelijk dat het woord “tzafon” inderdaad het Noorden betekent, maar dat die naam ook verbonden is aan “de berg Tzafon” waarbij Tzafon een godennaam is. De koning van Tyrus wordt in Ezechiël 28:11-19  beschreven als een beeld van satan. Volgens studie 135 van Werner Stauder is Tzafon de woonplaats van Baäl. “Evenals de Eeuwige op Zijn heilige berg woont - de Tziyon - zo woont ook de Ba’al op zijn heilige berg - de Tzafon!” Deze hoge (1780 meter) godenberg ligt ten noorden van Israël. Dit behoorde inderdaad tot het rijksgebied van Nebukadnezar en is gelokaliseerd aan de zuidkant van het huidige Turkije. Maar dan zijn er toch nog wat vragen. Hoe het ook zij, het is duidelijk dat God de afgoderij in Egypte bestraft door gebruik te maken van een afgodisch volk. God geeft ze “in de hand van dat volk van Tzafon” בְּיַד עַם-צָפוֹן” b’yad am Tzafon).  Ze zijn eraan overgeleverd.


Jeremia 46:25 De HEERE van de legermachten, de God van Israël, zegt: Zie, Ik ga Amon, de god van No, de farao, Egypte, zijn goden, en zijn koningen straffen, ja, Ik straf de farao en wie op hem vertrouwen.

Hier staat o.a. dat God de afgoden gaat straffen. Dit zal op dezelfde manier de bedoeling zijn als bij de uittocht van Egypte. Ook toen bond de Heere de strijd aan met de goden van Egypte.  God toont de Egyptenaren dat deze goden die in dienst van satan staan, geen macht hebben als God zijn macht toont. Hij maakt ze belachelijk. Maar God straft de koningen die op deze goden vertrouwen. De bedoeling is dat de Egyptenaren gaan inzien dat ze op waardeloze goden vertrouwen en dat ze de ware God gaan erkennen. Dat zal in de toekomst ook gebeuren. 

Wat een grote verantwoordelijkheid hebben koningen en leiders.  Wij kunnen daaruit leren dat we niet blind moeten vertrouwen op diegenen die de leiding hebben. Of dat nu politiek, kerkelijk of burgerlijk is, of het een hoofd of ouder in het gezin of een baas op het werk is, we zullen altijd in de eerste plaats ons vertrouwen op God moeten stellen.

Jesaja 19:21-25 Dan zal de HEERE aan de Egyptenaren bekend worden en de Egyptenaren zullen de HEERE kennen op die dag. Zij zullen Hem dienen met slachtoffer en graanoffer, en de HEERE gelofte doen en die nakomen. 22. Zo zal de HEERE de Egyptenaren geducht treffen en genezen. Zij zullen zich tot de HEERE bekeren en Hij zal Zich door hen laten verbidden en Hij zal hen genezen. 23. Op die dag zal er een gebaande weg zijn van Egypte naar Assyrië. De Assyriërs zullen in Egypte komen en de Egyptenaren in Assyrië. De Egyptenaren zullen samen met de Assyriërs de HEERE dienen. 24. Op die dag zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assyrië, een zegen in het midden van de aarde. 25. Want de HEERE van de legermachten zal hen zegenen met de woorden: Gezegend zij MIJN VOLK EGYPTE, het werk van Mijn handen Assyrië, en Mijn eigendom Israël!

Zie je dat God zegt: “MIJN VOLK EGYPTE “? Dat is een toekomstige belofte, die in de laatste dagen in vervulling zal gaan. Maar hier moet Egypte nog 40 jaar in ballingschap volgens Ezechiël 29:11-12.  Omdat er in Jeremia 46:19 staat: “Pak uw boedel bij elkaar voor de ballingschap..... het zal vernietigd worden, zodat er geen inwoner meer is”, vermoed ik dat dit niet lang daarna heeft plaatsgevonden. Ook deze tekst lijkt dat te bevestigen:
Jeremia 46:26 Ik zal hen geven in de hand van hen die hen naar het leven staan, zowel in de hand van Nebukadrezar, de koning van Babel, als in de hand van zijn dienaren. Maar daarna zal zij bewoond worden als in de dagen van weleer, spreekt de HEERE.

In Jeremia 46: 27-28 wordt het hoofdstuk afgesloten met bemoedigende woorden voor de dienaar Jakob, dat is Israël. Dit houdt ook weer beloften in die in het Vrederijk in vervulling gaan.

  • Ze hoeven niet bang te zijn en zich geen schrik laten aanjagen
  • Zij en hun nageslacht worden verlost uit verre landen
  • Ze zullen zorgeloze rust hebben
  • God zal met ze zijn
  • De heidenvolken zullen vernietigd worden
  • Ze worden niet onschuldig gehouden
  • Ook zij zullen bestraft worden, zij het met mate

Zie ook de pagina over dezelfde tijd Ezechiël 28:23 - 29:21

Ida