English & other languages: click here!

Jeremia 4 - Kom tot bekering, toon berouw, de vijand komt....

Israël wordt opgeroepen het kwade uit het hart weg te doen, zich te besnijden, en zich oprecht te bekeren. De komst van de vijand vanuit het noorden wordt voorzegd; reden voor het volk om tot inkeer te komen en rouw te bedrijven. De vijand uit het noorden is het dreigende Babylonische rijk.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 2627 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 3233 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 4:1-2 Als u zich bekeert, Israël, spreekt de HEERE, bekeer u dan tot Mij, en als u uw afschuwelijke afgoden wegdoet van voor Mijn aangezicht, en niet meer rondzwerft, 2. en als u zweert: Zo waar de HEERE leeft, in waarheid, in recht en in gerechtigheid, dan zullen de heidenvolken zich in Hem zegenen en zich in Hem beroemen


Als u zich bekeert.....  dat lazen we ook in het vorige hoofdstuk. Er klinkt steeds weer die oproep. De afgoden wegdoen en niet overal rondzwerven op de kale heuvels en naar de bladerrijke bomen, waar de goden worden  vereerd. Eigenlijk klinkt die oproep tot bekering  nog steeds. Nee, zegt men, Israël bidt niet meer tot afgoden. Dat heeft het verleden ze wel geleerd. Maar intussen zijn die afgoden in een andere vorm naar ze toe gekomen, precies zoals ze ook onder de heidenen gediend worden. 

Oprechte bekering met een berouwvol hart, zou betekenen dat er een echte relatie met God zou ontstaan, en dat hun zweren bij YAHWEH op waarheid, recht en gerechtigheid gebaseerd zou zijn. Hun beloftes, die in de Naam van Yahweh werden uitgesproken, waren blijkbaar onbetrouwbaar. Zoiets lezen we ook in

Jesaja 48:1 Hoor dit, huis van Jakob, u die genoemd wordt met de naam Israël, en die uit de wateren van Juda bent voortgekomen, die zweert bij de Naam van de HEERE en de Naam van de God van Israël noemt, maar NIET IN WAARHEID EN NIET IN GERECHTIGHEID.

Jeremia confronteert later ook Zedekia hiermee:

Jeremia 34:18 Ik zal de mannen die Mijn verbond hebben overtreden, die de woorden van het verbond dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, niet uitgevoerd hebben, maken als het kalf dat zij in tweeën hebben gesneden. 

Als Israël met het zweren van zijn eden wel betrouwbaar zou zijn omgegaan dan zou ook betekenen dat ze werkelijk  een licht voor de naties werden, die dan beseffen dat in Yahweh, de God van Israël  de Bron van zegen is.


Jeremia 4:3-4 Want zo zegt de HEERE tegen de mannen van Juda en tegen Jeruzalem: Ploeg voor uzelf ongeploegd land om! Zaai niet tussen de dorens. 4. Besnijd u voor de HEERE en doe de voorhuid van uw hart weg, mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem; anders zal Mijn grimmigheid uitslaan als een vuur en branden zonder dat iemand kan blussen, vanwege uw slechte daden.


Ploeg voor uzelf ongeploegd land..... als je echt bekering wilt dan zul je de zaken ondersteboven moeten keren, je zult de grond moeten openbreken. Het onderste moet boven komen.

Zaai niet tussen de dorens...... (tizre-oe el qotzim תִּזְרְעוּ, אֶל-קֹצִים) Deze tekst kwam ter sprake in een Efemeride (Hebreeuws videolesje door Piet van Midden). De dorens “qotzim”  zijn een beeld van het kwaad (zie de gelijkenis van Jotam, de zoon van Gideon. Richteren 9). In Jeremia 4:3 staat dat ze geen zaad moeten strooien tussen de dorens. Dat is niet omdat het per ongeluk gebeurt, maar dit lijkt moedwillig gedaan te worden. Dit zou ook een ander licht werpen op de gelijkenis van Yeshua in Matheüs 13 en dan met name vers 7. Bij het woord “zara” זָרַע  “zaaien” Strong codering 2232, staat bij Jeremia 4:3 vermeld:

“zaai niet tussen de doornen” (wordt gezegd  van een paar goede daden te midden van veel slechtheid;  vooral van kwaaddoen).

Volgens deze gegevens blijkt hier sprake te zijn van moedwillig kwaaddoen.

doe de voorhuid van uw hart weg....  nu weer een heel andere vergelijking, de mannen van Jeruzalem en Juda worden opgeroepen tot de besnijdenis van het hart.  Dat kan alleen door berouw over de zonden en door overgave aan God. Dan kan God het hart van steen veranderen in  een hart van vlees dat gewillig is om God lief te hebben en te gehoorzamen.

Mijn grimmigheid als een vuur dat niemand kan blussen......  onze God is werkelijk een verterend vuur  (Heb.12:29).  Een heel duidelijk voorbeeld is wat er gebeurde met Sodom en Gomorra.(Genesis 19) Een voorproef van het oordeel wat de wereld wacht .

2 Thess. 1:8 wanneer Hij met vlammend vuur wraak oefent over hen die God niet kennen, en over hen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.

2 Petrus 3:7 Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.

 


Jeremia 4:5-8 Maak het in Juda bekend, laat het in Jeruzalem horen en zeg: Blaas de bazuin in het land, roep luidkeels en zeg: Verzamel u, en laten we gaan naar de versterkte steden. 6. Hef de banier omhoog naar Sion, breng u in veiligheid, sta niet stil, want Ik ga onheil brengen vanuit het noorden, een grote ramp! 7. Een leeuw is opgesprongen uit zijn struikgewas, de verderver van de heidenvolken is uitgetrokken, is zijn plaats uitgegaan om van uw land een woestenij te maken, uw steden zullen vernietigd worden, zodat er geen inwoner meer is. 8. Omgord u daarom met een rouwgewaad, bedrijf rouw en weeklaag, want de brandende toorn van de HEERE keert zich niet van ons af.


Blaas de bazuin in het land..... het blazen van de ramshoorn of bazuin  was een teken van de naderende vijand.  (Amos 3:9) Het volk zou dan tevergeefs bescherming zoeken in de versterkte steden. Jeremia heeft alles al profetisch zien gebeuren. God stuurt een groot leger vanuit het Noorden: een grote ramp! De oproep klinkt om in Jeruzalem (Sion) de vlag (banier) als noodsignaal uit te hangen als een goed zichtbaar teken voor het volk om daarheen te vluchten.

Een leeuw is opgesprongen uit zijn struikgewas.....

Hier profeteert Jeremia over het rijk van Nebukadnezar dat weldra Juda en Jeruzalem zal veroveren. In de boeken van Daniël wordt deze leeuw als de eerste van de vier wereldrijken opgevoerd.

We weten dat Daniël tijdens zijn ballingschap de geschriften van Jeremia nauwkeurig onderzocht. (Daniël  9:1-2; Daniël 10:12)

Daniël 7:4 Het eerste was als een leeuw, met vleugels van een arend. Ik keek toe totdat zijn vleugels uitgerukt werden. Het werd van de aarde opgeheven, het werd als een mens op zijn voeten gezet en het werd een mensenhart gegeven.

De leeuw wordt in de Bijbel gebruikt als symbool van autoriteit en macht. We kennen de titel van Yeshua de “leeuw uit de stam van Juda”. De leeuw is hier het symbool voor Babylon, de vernietiger van volken en de zetel van de afvallige religie, die het volk van God tot afgoderij probeert te verleiden. Deze leeuw is echter uit op rooftocht, Hij verbergt zich in het struikgewas om plotseling te kunnen aanvallen. Maar de houding van het volk is "vrede, vrede en geen gevaar!" 1 Thess. 5:3

Omgord u daarom met een rouwgewaad, bedrijf rouw en weeklaag ........ er staat eigenlijk “Omgordt u daarom met rouwzakken”. Jeremia adviseert het volk rouw te bedrijven. Hoewel de HERE vastbesloten is het oordeel uit te voeren, zou berouw en bekering het mogelijk kunnen afwenden.


Jeremia 4:9-10 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE: vergaan zal de moed van de koning en de moed van de vorsten, de priesters zullen ontzet zijn en de profeten verbijsterd. 10. Toen zei ik: Ach, Heere HEERE, voorwaar, U hebt dit volk en Jeruzalem ten zeerste bedrogen door te zeggen: U zult vrede hebben. Het zwaard wordt ons immers op de keel gezet


vergaan zal de moed van de koning.....  ook dit is profetie die tot vervulling kwam in het jaar 586 v.Chr., het jaar dat Jeruzalem werd ingenomen door Nebukadnezar. Toen regeerde de laatste koning van de David dynastie: Zedekia. Wij weten hoe dit is afgelopen. Als je leest hoe Zedekia tevergeefs trachtte te vluchten, hoe hij geboeid werd afgevoerd naar Babel  terwijl zijn zonen voor zijn ogen afgeslacht werden, waarna men zijn ogen blind maakte. 2 Kon. 25  Maar Jeremia had hem al zo vaak gewaarschuwd in verband met al zijn zondige daden. Als hij zich zou onderwerpen aan Nebukadnezar zou zijn leven gespaard zijn. (Jeremia 32:4-5; Jeremia 38:2). In deze situatie waren alle vorsten,  priesters en profeten verbijsterd.

U hebt dit volk en Jeruzalem ten zeerste bedrogen.... Het is moeilijk om deze woorden op de juiste waarde te schatten. God bedriegt niemand.  (Jakobus 1:13). Wel  kan Hij de ongehoorzamen een geest der dwaling zenden zodat zij de leugen geloven. (2 Thess.2:11) En er waren in Juda nogal wat leugenprofeten, (Hananja Jer. 1:1-2) waarnaar men liever luisterde, want dan hoefde je niet te breken met de zonde. Mogelijk is wat Jeremia tegen God zegt een retorische vraag, gebaseerd op de uitlatingen van het volk. Oud-Hebreeuws kent geen vraagtekens.


Jeremia 4:11-13 In die tijd zal gezegd worden tegen dit volk en tegen Jeruzalem: Een zinderende wind van de kale hoogten in de woestijn is op weg naar de dochter van Mijn volk, maar niet om te wannen, en niet om te zuiveren. 12. Een wind, sterker dan deze, komt er van Mij aan.Nu zal Ik ook oordelen over hen uitspreken. 13. Zie, als wolken komt de vijand opzetten, als een wervelwind komen zijn wagens, sneller dan arenden zijn zijn paarden. Wee ons, want wij worden verwoest!


Een zinderende wind uit de woestijn Israël kent vaker zandstormen die het woestijnzand over het land blazen. Dat is wat anders dan een verfrissende wind die ideaal is voor het wannen op de dorsvloer, het is ook wat anders dan een frisse wind die de lucht zuivert. Nee, deze wind is door God gestuurd als een verschrikkelijk oordeel. Vanuit de woestijn komen de vijandelijke troepen die massaal het grondgebied van Israël overspoelen, zoals het zand alles bedekt bij een zandstorm.

Zie, als wolken komt de vijand opzetten... een aanvullend beeld van de legermacht die Juda en Jeruzalem zal bedekken. Zoals zandwolken die het daglicht wegnemen en alles met zand bedekken, zo komen de vijandelijke legers het land bedekken. De strijdwagens rijden rond als een wervelwind getrokken door paarden die uiterst getraind zijn . Die paarden worden met betrekking tot hun snelheid vergeleken met arenden. Dat verwijst ook weer naar het eerste dier uit de visioenen van Daniël, waar die leeuw (Babylon), die we al eerder noemden, vleugels als arenden heeft. (Daniël 7:4)                                                          Wee ons, want wij worden verwoest!


Jeremia 4:14-18 Was het kwaad van uw hart af, Jeruzalem, opdat u verlost wordt. Hoelang laat u uw zondige gedachten in uw binnenste overnachten? 15. Want een stem verkondigt het uit Dan en doet onheil horen uit het bergland van Efraïm. 16. Roep het in herinnering bij de volken, zie, laat Jeruzalem het horen: Er komen belegeraars uit een ver land, zij laten hun stem klinken tegen de steden van Juda. 17. Zoals wachters van de velden staan zij rondom tegenover haar, omdat zij Mij ongehoorzaam is geweest, spreekt de HEERE. 18. Uw wegen en uw daden hebben u deze dingen aangedaan. Dit is uw kwaad, dat het zo bitter is, dat het u in uw hart treft.


Was het kwaad van uw hart af, Jeruzalem ...... Het kwaad van je hart afwassen zou het begin van wedergeboorte zijn. Jeruzalem had zich al wel  in schijn bekeerd, maar dat was niet oprecht. (Jeremia 3:10) Ze zaaiden hun “goede werken” tussen de dorens (het kwaad). (vers 3).  Dat leek vroom, maar dat was niet oprecht. Maar God kun je niet voor de gek houden.

Hoelang laat u uw zondige gedachten in uw binnenste overnachten? Paulus zei tegen de Efeziërs:

Efeze 4:26-27 Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, en geef de duivel geen plaats.

Terechte boosheid mag er zijn, maar mag niet overnachten. Hoeveel te meer geldt dat voor zondige gedachten, die er gewoon helemaal niet mogen zijn. Als ze in je opkomen moet je er meteen afstand van doen. Anders gaat het nestelen in hart en ziel en bereid je een plek in je hart voor de duivel. 

Er komen belegeraars uit een ver land....... Nee, het is geen nieuwsbericht. Het is nog niet zo ver. Het is een reële dreiging, die zeker werkelijkheid wordt! Tenzij ..... er berouw is. Nu is er nog tijd voor berouw, straks is het te laat. Een oproep die ook in onze tijd nodig is!

Zoals wachters van de velden...... In Israël kende men wachters op de velden: mannen die de velden bewaakten. Zij kenden alle hoekjes en schuilplaatsen, die door schaapherders en boeren waren neergezet om hun kudden en gewassen te beschermen (Jesaja 1:8 ).

Uw wegen en uw daden hebben u deze dingen aangedaan.... God had hen vaak genoeg gewaarschuwd, ze kunnen God daarvan niet de schuld geven.  De zonde maakt het hart bitter en als de zonde volgroeid is brengt deze de dood. (Jakobus 1:15) Het doet denken aan:

Openbaring 16:11 En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijn en vanwege hun zweren, maar zij bekeerden zich niet van hun werken.


Jeremia 4:19-21 Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart! Mijn hart is onrustig in mij, ik kan niet zwijgen, want u, mijn ziel, hoort bazuingeschal en krijgsgeschreeuw. 20. Ramp op ramp, wordt er geroepen, want heel het land werd verwoest. Plotseling zijn mijn tenten verwoest, in een ogenblik mijn tentkleden. 21. Hoelang moet ik de banier nog zien, het bazuingeschal horen?


Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen.....  Jeremia bekruipt een angstig gevoel dat hij ervaart als pijn en onrust. Hij schreeuwt het uit. De toestand van zijn volk gaat hem ter harte. Hij is hier, net als Yeshua, een man van smarten, bekend met ziekte. Jesaja 53:3b

Plotseling zijn mijn tenten verwoest, in een ogenblik mijn tentkleden....  Hiervoor werd te kennen gegeven dat heel het land werd verwoest. Het gebied van het tienstammenrijk was al ontruimd. Jeremia wordt blijkbaar bepaald bij de kwetsbare tenten en hutten op  het platteland dat plotseling wordt verwoest. En met "mijn tenten" denkt Jeremia mogelijk aan Anathoth (even ten noorden van Jeruzalem), waar zijn gordijnen en tenten waren en waar zijn wieg stond.  


Jeremia 4:22 Voorzeker, Mijn volk is dwaas, men kent Mij niet. Verstandeloze kinderen zijn het, inzicht heeft men niet. Wijs is men in kwaaddoen, maar van goeddoen weet men niet.


God bevestigt Jeremia in zijn hartekreet. Inderdaad, het volk is zondig en dwaas. En hoewel Hij bij Juda en Jeruzalem  in de tempel woont, en Hij hen Zijn profeet stuurt, kennen ze Hem niet.  Ze zijn zelfs slim en behendig in het kwaaddoen.  God noemt hen nog wel “Mijn volk”. Ze hebben Hem verworpen, maar Hij heeft hen niet verworpen! (Romeinen 11:1)


Jeremia 4:23-26 “Ra’iti” רָאִיתִי “IK ZAG”

23. IK ZAG het land, en zie, het was woest en leeg, en keek naar de hemel – zijn licht was er niet.

24. IK ZAG de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvels schudden door elkaar.

25. IK ZAG, en zie, er was geen mens, en alle vogels in de lucht waren weggevlogen.

26. IK ZAG, en zie, het vruchtbare land was woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, door de HEERE, door Zijn brandende toorn.


In een visioen ziet Jeremia het tegenovergestelde van het Scheppingsverhaal gecombineerd met beelden van de Dag des Heren. Het volk is “terug bij AF!”.  Het is alsof de schepping ongedaan is gemaakt.
Wat hier gebeurt is ook het omgekeerde van wat God met Zijn Schepping tot doel had. Toch komt God tot Zijn doel, al lijkt soms het tegendeel waar te zijn. 

De oplossing heeft God vlak na de Schepping al aangekondigd. Dit sprak God tot de satan:

Genesis 3:15 En Ik (YAHWEH) zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar Zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.
Dat Zaad van de vrouw met een Hoofdletter is Yeshua/Jezus! 
Handelingen 5:31 Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van
zonden.
Hij kwam voor Israël en voor ieder wie zich bij het gelovige deel van dat volk rekent! Voor hen is het Koninkrijk, het Vrederijk, dat weldra zal komen. Na nog zwaardere oordelen dan waarmee Israël hier te maken kreeg. Wie van ons gehoor geeft aan de prediking van Jeremia vindt in Yeshua behoud. 

Jeremia, die nooit naar het buitenland ging (alleen op hoge leeftijd deportatie naar Egypte) was door Yahweh aangesteld tot profeet voor de volken.  Jeremia 1:5. Hij heeft in Gods kracht en onder zware druk de strijd geleverd tegen de duivelse machten en ging daarom in de gevangenis. Maar hem wacht de erekroon. Hij spreekt ook vandaag tot ons uit de volken! Hij was een beeld van Yeshua. 
Handelingen 4:12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.


IK ZAG het land, en zie, het was woest en leeg (tohoe en bohoe תֹהוּ וָבֹהוּ)

De aarde nu was woest en leeg, Gen. 1:2 (tohoe en bohoe תֹהוּ וָבֹהוּ Dezelfde Hebreeuwse woorden.)


IK ZAG de hemel en zijn licht was er niet

duisternis lag over de watervloed  Gen. 1:2


IK ZAG de bergen, en zie, zij beefden. dit zijn beelden die de “dag des Heren” beschrijven: hevig waggelen zal de aarde Jes. 24:20a

Richteren 5:5 De bergen vloeiden weg van voor het aangezicht van de HEERE, zelfs de Sinaï, van voor het aangezicht van de HEERE, de God van Israël. Psalm 18:8 Toen daverde en beefde de aarde, de fundamenten van de bergen sidderden en daverden, omdat Hij in toorn ontstoken was.


IK ZAG, en zie, er was geen mens

en er was geen mens om de aardbodem te bewerken Gen. 2:5


IK ZAG en alle vogels in de lucht waren weggevlogen

God schiep alle gevleugelde vogels naar hun soort. Gen. 1:21b


IK ZAG, en zie, het vruchtbare land was woestijn

er niets op groeit en er geen enkel gewas opkomt, zoals bij de omkering van Sodom en Gomorra, Deut. 29:23


IK ZAG dat al zijn steden waren afgebroken,door de HEERE, door Zijn brandende toorn.

En het gebeurde, toen God de steden van deze vlakte te gronde richtte, dat God aan Abraham dacht. Genesis 19:29

 



Jeremia 4:27-29 Want zo zegt de HEERE: Heel het land zal een woestenij worden – toch zal Ik er geen vernietigend einde aan maken. 28. Hierom zal de aarde treuren en de hemel daarboven in zwart gehuld worden, want Ik heb gesproken, Ik heb het Mij voorgenomen, en Ik zal geen berouw krijgen en er niet op terugkomen. 29 Voor het geroep van ruiters en boogschutters slaat heel de stad op de vlucht. Ze gaan de struiken in of klimmen op de rotsen. Elke stad is verlaten – niemand die er nog in woont.


Heel het land zal een woestenij worden – toch zal Ik er geen vernietigend einde aan maken. de vijand, “de leeuw van Babylon”,  krijgt van God de gelegenheid om alles te verwoesten. Geen stad, geen landstreek zal er aan ontkomen.

Hierom zal de aarde treuren – Ook de schepping lijdt onder de straffende oordelen van God. Het is te zien aan de natuur. Aangezien jakhalzen in woeste, eenzame en zelfs woestijnachtige streken leven, wordt het domein van de jakhals in de Schrift figuurlijk gebruikt om een toestand van volkomen verlatenheid, zonder menselijke bewoners, aan te duiden. In diverse profetieën wordt dit beeld gebruikt om te voorzeggen dat Jeruzalem, de steden van Juda, Hazor, Babylon en Edom tot een woestenij gemaakt zouden worden (Jer. 9:11; Jer. 10:22; Jer. 49:33; Jer. 51:37; Jes.  34:5, 13; Mal. 1:3).

Jeremia 10:22 Een geluid van een gerucht! Zie, het komt! Een groot gedreun uit het land in het noorden, om de steden van Juda te maken tot een woestenij, een verblijfplaats van jakhalzen.

Ik zal geen berouw krijgen en er niet op terugkomen. Het oordeel zal er komen, dat staat vast. Toch is er in al deze rampspoed een woord van hoop en troost:

.........toch zal Ik er geen vernietigend einde aan maken. (vers 27)

God zal voor Zichzelf een overblijfsel bewaren, want Jeruzalem zal herbouwd en het land weer bewoond worden.


Jeremia 4:30-31 U, verwoeste, wat gaat u nu doen? Al zou u zich kleden in karmozijn, al zou u zich tooien met een gouden sieraad, al zou u uw ogen opmaken met oogschaduw, tevergeefs zou u zich mooi maken. Uw minnaars verwerpen u, staan u naar het leven. 31 Want ik hoor een geluid als van een vrouw in barensnood, benauwdheid als van een die haar eerste kind aan het baren is. Het is het geluid van de dochter van Sion, zij snakt naar adem, zij spreidt haar handen uit: Wee mij toch! Want mijn ziel is uitgeput, vanwege de moordenaars.


U, verwoeste, wat gaat u nu doen?  Wat denk je te gaan doen als het zover is? Jullie die hoererij bedrijven…  (Jeremia 3) Mooie kleren aantrekken, en sieraden omhangen? Make up voor de ogen? Denk je daarmee indruk te maken op de vijandelijke aanvallers?  In plaats van begerenswaardig te zijn, zullen je denkbeeldige  minnaars je verachten en je willen doden. Tevergeefs zul je je mooi maken, zegt God.

 

Wee mij toch! Want mijn ziel is uitgeput, vanwege de moordenaars…...

De nood zal groot zijn. Te vergelijken met een vrouw die haar eerste kind baart.  Een eerste bevalling die meestal pijnlijker  is dan de latere. Zij, die de eretitel draagt van “dochter van Sion” ligt neer in vernedering en pijn, snakkend naar adem en de handen in doodsnood uitgespreid.

 

Het was allemaal niet nodig geweest. God heeft hen vaak genoeg geroepen, gestraft, zijn profeten gestuurd, tot hun hart gesproken…… maar zoals Yeshua later zei: “gij hebt niet gewild!”  (Math. 23:37c). God roept ook in deze tijd de mens tot bekering. Straks komen er vreselijke oordelen over deze aarde. Maar wat schrijft de apostel Johannes namens Yeshua? '……en zij bekeerden zich niet' (Openbaring 16: 9).

 

Zie je hoe verwoestend de zonde is? Zie je wat er gebeurt als de mens zich losmaakt van God en Zijn Woord en zijn eigen leven gaat leiden? Dit is een weg die tot de dood leidt! God laat dit niet werkeloos gebeuren. Hij komt met beloften, maar ook met waarschuwingen. God komt met de zegen en de vloek. Deuteronomium 28.  Zegen wanneer we Hem vertrouwen en ons aan Zijn geboden houden. Met de vloek als we ons van God losmaken en onze eigen wegen bewandelen

 

Maar er zal een overblijfsel zijn, van wie het hart niet verhard is en die in gehoorzaamheid ingaat op de roep van een liefdevolle hemelse Vader, die Zijn Zoon gaf om ons te redden van dat oordeel. Hem zij de eer en de dank!

 

Ida